
Wat als je Judas bent?
Jaarlijk ga ik naar de Mattheus Passion. Ik geniet er altijd erg van, zo mooi hoe iets muzikaal wordt neergezet.
Vroeger, ik kom uit een gereformeerd nest, hoorde ik de preken in de kerk. “Ge zult niet begeren uw’s naasten vrouw of bezit”. En iedereen zat netjes te knikken. Alleen ik begreep het niet: want dat is toch geen keuze dat je dat doet? Als je gelukkig bent en toch wordt je jaloers of zou je juist wel wat met de buurvrouw willen, dat is toch geen keuze die je maakt?
Later begreep ik wel dat er keuzes zijn die je kunt maken (wel of niet wat een ander beginnen of niet).
Echter, dat woord ‘begeren’ bleef me fascineren. Want dat komt in je op. Als een vriendinnetje een mooie jurk had, wilde ik die ook. Maar mocht ik dat dan niet denken? En waar moest ik dan met die gedachte heen?
Ondertussen heb ik daar veel bewustzijn op ontwikkeld dus begrijp ik het.
Maar bij de Mattheus Passion kwam het weer in me op. Een groot deel gaat over Judas. Judas is de verrader, hij heeft het gedaan. Hij was slecht. Als hij Jesus niet had verraden, dan was Jesus niet vermoord.
Dus eigenlijk is de vraag: Wie wil Judas zijn?
Iedereen wil Andreas zijn, of Johannes, de trouwe, lieve discipelen. En vooruit, misschien nog Petrus, die heeft ‘alleen’ maar gelogen, maar had daar veel spijt van. Maar Judas? Nee hoor, het is maar goed dat hij zelfmoord heeft gepleegd.
Dat is het voordeel van zwart wit en hokjes-denken. Want, wat als jij die Judas bent? Dat je je naasten huis begeerd en misschien wel je naasten vrouw? Gedachten, zelfs emoties (en begeringen) is op zichzelf niets.
Het wordt vaak pas een probleem als we dit gaan wegstoppen. “Oh, ik mag niet begeren, dus laat ik er vooral mijn mond over houden want er is iets mis in mij”. Die energie achter de emotie of de gedachten niet zomaar. En wanneer er voldoende wordt weggestopt dan wordt het vaak alleen maar groter. Een soort bal in jezelf, die alleen maar groter wordt. Dus op een gegeven moment is het een roze olifant die in de woonkamer staat maar waar je het niet over mag hebben. Want het is fout, er is iets mis met mij.
Dus… mocht jij toch (stiekum) een Judas zijn omdat je reageert op impulsen van binnenuit, of je begeert iets wat niet mag, ga het in ieder geval niet in de huiskamer zetten als een roze olifant en er niet over hebben. Want dan pas ga ik me zorgen maken.